De oorlog in Sudan is de grootste humanitaire crisis ter wereld. Er is veel kapotgemaakt. Tegelijk laat de oorlog de moed zien van jongeren die massaal besloten niet te vluchten maar juist te blijven.
Grote potten staan op het vuur in een buitenwijk van de hoofdstad Khartoem. Vandaag staat er linzensoep op het menu. De 30-jarige Jihad stookt het vuur nog een keer op. In de straat zetten buurtbewoners hun emmertjes en pannetjes alvast in een lange rij voor hun enige maaltijd van de dag.
De oorlog heeft de economie in de stad geruïneerd en geleid tot hoge voedselprijzen. Mensen kunnen moeilijk voor zichzelf zorgen. Toen de oorlog 2,5 jaar geleden begon, trokken internationale hulporganisaties weg uit de stad en stopte ook de dienstverlening van de overheid. Jongeren sprongen massaal in dat gat.
"We moeten onze buren helpen", zegt Jihad, die voor de oorlog financieel medewerker was en nu verantwoordelijk is voor een netwerk van soepkeukens, die hier takaya's worden genoemd. "Dit is het Sudanese gemeenschapsgevoel. "De vrouwen uit mijn buurt zijn allemaal mijn moeder en de mannen mijn vader."
Levenslijn
Hoewel veel mensen de afgelopen jaren zijn gevlucht, zijn er ook veel gebleven. De gaarkeukens hielden hen in leven. Alleen al in Khartoem zijn het er honderden. Maar in heel Sudan begonnen jongeren hulppunten, die een levenslijn zijn voor miljoenen Sudanezen.
Ze leiden ook medische hulpposten. Zoals bij het ziekenhuis Al-Noa. Daar hebben jonge vrijwilligers de apotheek overgenomen. Velen zijn jonge afgestudeerde apothekers. "We delen medicatie uit voor chronische ziektes", vertelt vrijwilliger Momen. "Maar we helpen ook als mensen een operatie niet kunnen betalen."
Jongeren spelen een grote rol in de recente geschiedenis van Sudan. Het was de jeugd die in 2019 via massale protesten de val veroorzaakte van dictator Bashir. Ze hoopten dat hun land ten goede zou veranderen, maar belandden in een vreselijke burgeroorlog.
Het werk van deze vrijwilligers is gevaarlijk. Herhaaldelijk werd het ziekenhuis direct geraakt, ook de apotheek. Door het oorlogsgeweld kwamen vrijwilligers om het leven. Anderen werden geëxecuteerd toen een groot deel van de stad in handen was van de paramilitairen van de RSF.
"Ik ken zeker vijftig vrijwilligers in Khartoem die om het leven zijn gekomen", vertelt Jihad boven de linzensoep. Ook een van zijn beste vrienden kwam om. "Hij was eten aan het kopen voor de buurt en werd vermoord." Jihad veegt zijn tranen weg en schept de soep op.
Hij moet door. De schouders eronder zetten, want de oorlog is nog niet voorbij. Het wordt steeds moeilijker om de soepkeukens draaiende te houden. Veel van hun financiering organiseren de vrijwilligers zelf, via sociale media.
Internationale steun voor lokale initiatieven
De oorlog in Sudan heeft voor een verschuiving gezorgd in hoe je hulp kan bieden als internationale organisatie, zeggen verschillende experts uit het veld. Juist omdat veel hulporganisaties Khartoem verlieten en andere delen van het land onbereikbaar zijn, gingen meer en meer organisaties lokale initiatieven steunen.
"Sudanezen hebben ongelooflijk veel lokale kracht", zegt Edwin Visser van de Nederlandse hulporganisatie ZOA, die werkt in Sudan. "Er zijn plekken waar veel ondervoeding is. De soepkeukens hebben dat deels voorkomen in de hoofdstad. Deze jongeren waren genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede. Ze wonnen niet, maar hadden het wel verdiend."
In het begin van de oorlog kwam het meeste geld van Sudanezen, vooral van mensen in de diaspora. "Maar die kunnen ons ook niet onuitputtelijk steunen nu de oorlog al zo lang duurt", zegt Jihad. Later kregen ze ook steun van internationale organisaties.
Maar toen werd een groot deel van die fondsen weer teruggetrokken, doordat de Verenigde Staten stopten met de hulp. "We kookten altijd twee maaltijden per dag", zegt Jihad. "De afgelopen weken is het enkel ontbijt en in sommige buurten koken we helemaal niet meer."
Ook bij de apotheek staat het water de medewerkers tot aan de lippen. "We hebben nog veel rekeningen openstaan van medicatie die we hebben ingekocht. Maar we willen en moeten helpen."
Momen krijgt een telefoontje. "Iemand die ziek is heeft bloed nodig." Hij belt een andere vrijwilliger en post een oproep op Facebook. Binnen no time is het geregeld. Het netwerk dat de jongeren samen hebben opgezet werkt. "Mijn manier van actie voeren tegen deze oorlog is mijn mensen helpen", zegt Momen. "We willen leven geven, geen dood."