Regisseur Frans Weisz (87) overleden, 'mini-Fellini' voor wie niet-filmen niet-leven was
Regisseur Frans Weisz is gisteren op 87-jarige leeftijd overleden. Dat bevestigt de met hem bevriende filmjournalist Harry Hosman. Die typeerde hem ooit als "een van de wegbereiders van de Nederlandse film".
Weisz was bekend van films als Rooie Sien (met Willeke Alberti in de hoofdrol), Naakt over de schutting en de verfilming van Remco Camperts Het leven is vurrukkulluk. Op basis van het boek van J.J. Voskuil maakte hij Bij nader inzien met acteurs als Pierre Bokma en Willem Nijholt. In de tv-serie kijkt een groep vrienden terug op hoe hun relatie zich na de oorlog ontwikkelde.
De oorlog vormde een rode draad in het leven en het werk van de Joodse Weisz. Zijn vader, een acteur, was in 1933 Duitsland ontvlucht voor de nazi's. Hij werd in 1944 vermoord in Auschwitz, terwijl zijn moeder dat vernietigingskamp overleefde. Weisz zelf overleefde als kind in de onderduik in Limburg.
Na de oorlog probeerde Weisz via de toneelschool in Arnhem in de voetsporen van zijn vader te treden, maar hij besefte al snel dat acteren niets voor hem was. Hij zag in 1958 zijn kans schoon bij de oprichting van de Nederlandse Filmacademie, waar hij officieel de eerste student was. Met generatiegenoten als Wim Verstappen en Pim de la Parra gaf hij een vernieuwende impuls aan de Nederlandse film.
Nadat hij in 1966 met Kitty Courbois in Het gangstermeisje doorbrak en ook de komedie Naakt over de schutting het goed deed, koos hij er uiteindelijk voor films te maken die dichter bij hemzelf stonden. Charlotte was in 1980 in keerpunt, over de in Auschwitz vermoorde Joodse kunstenares Charlotte Salomon. Judith Herzberg schreef het script voor die film, waarin ook de Brit Derek Jacobi speelde.
Aan de hand van Herzbergs scripts onderzocht hij vaker de Joodse identiteit en de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog, zoals in de trilogie Leedvermaak (1989), Qui vive (2002) en Happy End (2009). Leedvermaak leverde hem zijn eerste Gouden Kalf op, door Bij nader inzien won hij er nog een.
Tussen de speelfilms door werkte Weisz aan documentaires, korte films en zelfs commercials. Hij kon niet anders, meende hij. "Niet-filmen is voor mij niet leven." Een 'mini-Fellini' typeerde Ischa Meijer hem vanwege zijn beroep en zijn geringe lengte.
Toch had hij ook een haat-liefdeverhouding met het vak, dat zoveel vraagt van een regisseur. Fondsen werven, acteurs begeleiden, worstelen met scenarioschrijvers. De kans dat in Nederland een film afkwam was volgens hem kleiner dan het winnen van de Lotto. "Soms heb ik de neiging om bij een voorrangskruising plankgas door te rijden," biechtte hij eens op tegen Hosman, "dan veroorzaak ik een aanrijding en ben ik van die film af".
Toch was Weisz een doorzetter, zei Hosman eerder Het Parool. "Hij heeft een oeuvre dat geen enkele Nederlandse filmmaker meer zal evenaren, qua aantallen in ieder geval."
Ook op hoge leeftijd bleef Weisz nog werken. In 2018 kwam er eindelijk de verfilming van Het leven is vurrukkulluk, die decennia eerder nog was stukgelopen. Het bood hem de mogelijkheid zijn zoon Géza te regisseren. In 2023 verschenen de dagboeken die hij bij het maken zijn films had bijgehouden onder de titel Frans Weisz: Dagboek van een filmmaker. Hoewel hij al enige jaren leed aan alzheimer, was hij bij de presentatie aanwezig.
Stoppen was voor hem taboe. "Ik wil er zelfs niet over denken. Zelfs het woordje 'einde' kan ik niet horen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik het voor het laatst onderaan een film heb gezet."
"Ik ben een verhaaltjesverteller, en verhaaltjes moeten doorgaan, doorgaan."