Mensen uit de lage inkomensgroep in Nederland hebben minder kans om kanker te overleven dan mensen met een hoger inkomen. Dat blijkt uit het laatste deel van een reeks onderzoeken naar sociale-economische verschillen en kanker door het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).
Dit kennisinstituut registreert, analyseert en duidt al tientallen jaren alle data rond kanker in Nederland. De onderzoekers zien dat kankerpatiënten uit de lagere inkomensgroep gemiddeld 10 procent minder kans hebben om vijf jaar na hun diagnose nog te leven. Bij mannen is het verschil 12 procent, bij vrouwen 7 procent.
Ook hebben leden van deze groep het fysiek en emotioneel zwaarder tijdens en na de behandeling dan mensen uit hogere inkomensgroepen. Verder ervaart van de armere mensen met kanker 22 procent door de ziekte financiële problemen, tegenover 12 procent van mensen met een hoger inkomen.
De verschillen in overleving en kwaliteit van leven bij kanker kunnen deels worden verklaard door fysieke factoren, zoals leeftijd en andere gezondheidsproblemen. Die komen sowieso meer voor bij mensen met een laag inkomen, maar die verklaren niet alles.
Ook leef- en arbeidsomstandigheden, zoals het type werk, de woonomgeving en financiële situatie, zijn belangrijk. Mensen met een lager inkomen hebben doorgaans meer problemen om het hoofd boven water te houden tijdens en na de behandeling.
"Hoogopgeleiden hebben bijvoorbeeld vaker een kantoorbaan. Het is dan makkelijker om thuis of op aangepaste tijden te werken dan wanneer je in een fabriek in ploegendiensten werkt", zegt Mieke Aarts, epidemioloog en hoofdonderzoeker bij IKNL. "En doorgaans verrichten mensen met een lager inkomen fysiek zwaarder werk en is doorwerken moeilijker. Of ben je na een behandeling zo verzwakt dat je die oude baan niet meer kunt oppakken terwijl je minder alternatieven hebt qua baan."
Stress
Volgens Aarts legt ook dit onderzoek de gevolgen van gezondheidsverschillen tussen de sociaaleconomische groepen bloot. Het zou volgens haar de urgentie voor zowel artsen als de overheid en de maatschappij groot moeten maken om maatregelen te nemen.
"Dat 10 procent van de mensen minder lang leeft bij kanker en een slechtere kwaliteit van leven heeft, moeten we niet accepteren", zegt Aarts.
Het wegnemen van stress zou voor zorgverleners prioriteit moeten hebben omdat het in veel doorwerkt. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat mensen met een lager inkomen meer stress ervaren. Een belangrijke factor is dat zij in het algemeen minder goed hun weg kunnen vinden in het zorgsysteem. Ook begrijpen ze het gesproken en geschreven vakjargon van artsen vaak niet.
Aarts: "Het is logisch dat er paniek kan ontstaan als je niet weet wat artsen bedoelen terwijl je doodziek bent. Onder zulke omstandigheden wordt het erg lastig om afgewogen beslissingen over jouw leven te nemen." Dit besef is er volgens het IKNL nog te weinig bij artsen. Een verbeterde training in de opleiding voor het voeren van gesprekken met patiënten uit alle lagen van de samenleving is volgens Aarts cruciaal.
Bezuinigingen kabinet
Ook preventiebeleid van de overheid is onmisbaar. Roken onder jongeren is de laatste jaren weer toegenomen terwijl dat de belangrijkste oorzaak van longkanker is. De overheid zou volgens Aarts moeten inzetten op hogere accijnzen of een stapsgewijs in te voeren totaalverbod op tabak.
Ook bedrijven en de maatschappij zijn volgens Aarts aan zet. Denk aan supermarkten die hun assortiment aanpassen zodat niet meer het merendeel van het aanbod ongezond is. De overheid zou moeten denken aan afschaffing van de btw op gezonde voeding. "Gezonde keuzes zouden niet duurder moeten zijn dan ongezonde", aldus Aarts.
Artsen- en patiëntenorganisaties pleitten al eerder voor een onderwijsprogramma zodat alle kinderen al jong leren wat een gezonde maaltijd ia.
Dergelijke aanbevelingen staan volgens Aarts in schril contrast met de aangekondigde bezuinigingen op preventie van het nieuwe kabinet. Zo gaat het mes in organisaties als het Voedingscentrum, het Trimbosinstituut (verslavingen) en Partnerschap Overgewicht Nederland.