Statushouders die vaak verhuizen, krijgen minder snel een baan
Syrische asielzoekers die tussen 2014 en 2016 een verblijfsvergunning kregen, maakten een slechte start in de maatschappij. Door het vele verhuizen en het lange verblijf in de opvang hadden ze een kleinere kans op (betaald) werk dan asielzoekers die korter in de opvang verbleven. De negatieve effecten daarvan zijn jaren later nog merkbaar, blijkt uit onderzoek.
Het onderzoek is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Datacentrum (WODC), de Erasmus Universiteit, het CBS en het RIVM.
Een representatieve groep oorlogsvluchtelingen uit Syrië is langere tijd voor het onderzoek gevolgd. De situatie van deze Syriërs is ten dele vergelijkbaar met die van asielzoekers in de opvang nu, zegt WODC-onderzoeker Kasper Otten. "Al lijkt het erop dat asielzoekers nu nog langer in de opvang moeten blijven."
De duur van het verblijf in COA-locaties, het aantal verhuizingen tijdens de opvangperiode en het afronden van de inburgering hebben alle drie invloed op de snelheid waarmee statushouders uit de bijstand doorstromen naar werk.
Elke maand extra die een mannelijke asielzoeker in de opvang verblijft, vertraagt de snelheid waarmee hij een baan vindt, blijkt uit het onderzoek. Die effecten zijn twee jaar na het verlaten van de opvang nog merkbaar..
Vrouwen die twee keer zijn verhuisd hebben een 34 procent lagere kans om de bijstand te verlaten (voor werk) dan vrouwen die niet zijn verhuisd tijdens de opvangperiode. Mannen die drie of meer keer zijn verhuisd hebben een 32,3 procent lagere kans om de bijstand te verlaten dan mannen die niet zijn verhuisd. Die verschillen zijn tot zeven jaar later nog merkbaar.
Effecten beleid
Dat Syrische statushouders vaak onder hun niveau werken, bleek al uit eerder onderzoek. Nu is ook onderzocht wat het inburgeringsbeleid, opvangbeleid en spreidingsbeleid voor effect hebben op de kansen op werk, deelname aan de maatschappij en de psychische gezondheid.
Wie lang in de opvang zit, begint later met inburgeren en krijgt later werk. Door het lange wachten verliezen mensen vaardigheden en kennis. Daarnaast zijn er ook fysieke gevolgen zoals slijtage en veroudering, zeggen de onderzoekers.
Die pleiten daarom voor een kortere opvangperiode en het actief aanbieden van dagbesteding in de opvang, zoals (begeleiding naar) werk of vrijwilligerswerk. Dat advies staat haaks op de plannen van het kabinet, dat pleit voor 'versoberde opvanglocaties'.
"Actieve opvang. met de mogelijkheden om taallessen te volgen, te werken of vrijwilligerswerk te doen, heeft een langdurig positief effect op het leren van de Nederlandse taal en het vergroot de kans op werk", zegt WODC-onderzoeker Otten.
Nizar Karkout (66), die in 2015 naar Nederland kwam met zijn vrouw, heeft daar ervaring mee. In Syrië hadden zij een ingenieursbureau, maar in Nederland moest hij eerst twee jaar lang wachten in de opvang voordat hij uitsluitsel kreeg of hij kon blijven. "Voor mij maakte het veel uit, die twee jaar. Daarna moet je nog drie jaar inburgeren. Ik heb het sneller gedaan om een baan te krijgen, anders moet ik al met pensioen."
Karkout verbleef in meerdere noodopvanglocaties voordat hij terecht kwam in een azc in Arnhem waar hij twee keer per week Nederlandse les kreeg en daarnaast zelf Nederlands ging leren, zoals 54 procent van de asielzoekers doet. Ook ging hij vrijwilligerswerk doen voor VluchtelingenWerk Nederland.
Een baan was voor Karkout belangrijk: "Thuis zitten betekent dat je lui wordt en het is niet goed voor je geestelijke gezondheid. Je moet iets doen. Collega's hebben, met mensen praten, dat is belangrijk, anders gaat je brein achteruit. Meedoen in de maatschappij, belasting betalen, geen uitkering krijgen, onafhankelijk worden: een baan betekent dat je kan gaan waar je wilt, je bent vrij."
Karkout werkt nu bij de fietsenstalling op het Centraal Station in Leiden.
Grote regionale verschillenAls gevolg van de Syrische burgeroorlog komen jaarlijks duizenden vluchtelingen naar Nederland. Als de Syriërs in Nederland mogen blijven, krijgen ze een woonplek toegewezen. Ze kunnen niet zelf bepalen waar ze gaan wonen.
Dit spreidingsbeleid van de overheid leidt ertoe dat niet iedere statushouder een even grote kans heeft op het vinden van een betaalde baan, blijkt uit het onderzoek. Het aantal beschikbare (en geschikte) banen verschilt namelijk per regio. Statushouders kunnen het beste gaan wonen in regio's waar de kans op een baan het grootst is.